In het kader van het pilotprogramma Kas als Ecosysteem werd in 2024 een pilot uitgevoerd in twee experimentele kassen van Vertify met cocktailtomaten van de cultivar Annico Cove. De demonstratie richtte zich op het gebruik van de roofwants Macrolophus pygmaeus, de roofmijt Pronematus ubiquitus, het monitoringssysteem PATS-C en twee soorten sluipwespen Trichogramma brassicae en Trichogramma achaeae.
Een van de doelen was om, in samenwerking met Biobest, het effect van de roofmijt Pronematus op de tomatenroestmijt Aculops lycopersici te demonstreren. Tegelijkertijd werd, in samenwerking met Pats en Bioline, het PATS-C camerasysteem en het effect van en een mix van twee Trichogramma-soorten op de eieren van de Turkse mot (Chrysodeixis chalcites) gedemonstreerd. In beide kassen werd Pats-C-systemen geïnstalleerd en Pronematus en de twee soorten Trichogramma sluipwespen uitgezet. De demonstratie werd uitgevoerd zowel met als zonder de aanwezigheid van Macrolophus.
Geen bespuitingen tegen plagen
Om verstoring van de demonstratie te voorkomen, werden diverse natuurlijke vijanden ingezet tegen spintmijten, wittevliegen, mineervliegen en bladluizen. Tegen wittevliegen werd een mix van Encarsia formosa en Eretmocerus eremicus geïntroduceerd (wekelijks, 2 à 37 per week). Voor de bestrijding van spint werd bijna wekelijks gebruik gemaakt van de roofmijt Phytoseiulus persimilis (10 à 100 per week) en, vooral in mei, de galmug Feltiella acarisuga (in totaal 22 per m2).
Bladluizen werden van mei tot begin juli intensief bestreden met ca. 90 galmuggen Aphidoletes aphidimyza per m2, 30 sluipwespen Aphidius ervi en 20 Aphidius colemani per m2, en 3 Propylea per m2.
Mineervliegen werden sporadisch aangetroffen en bestreden met de sluipwesp Diglyphus isaea (5/m2).
Door deze intensieve aanpak was het tijdens de teelt niet nodig om chemische gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, met uitzondering van de bestrijding van meeldauw.
Pronematus tegen tomatengalmijten
Aan het begin van de teelt en in september, na een bespuiting tegen meeldauw, werd de roofmijt Pronematus ubiquitus uitgezet met respectievelijk 100 en 50 exemplaren per stengel. Dit gebeurde met behulp van lisdoddestuifmeel (Typha angustifolia), om de vestiging van de roofmijt te bevorderen.
Er werd speciale aandacht besteed aan het plukken van bladeren om te voorkomen dat de ontwikkeling van de roofmijt werd verstoord door het verwijderen van bladeren. Vertify kreeg de opdracht om minimaal 16 bladeren per plant te behouden. Pronematus vestigde zich direct na de eerste introductieronde. De aantallen werden echter beïnvloed door de bespuitingen tegen meeldauw. Desondanks bereikte de roofmijt een maximale dichtheid van 20 roofmijten per blad, met een gemiddelde van 2 roofmijten per blad gedurende de hele teeltperiode. In juli werden enkele planten in beide kassen geïnfecteerd met tomatenroestmijten.
De opgebouwde populatie van Pronematus was tot het einde van de teelt in staat om de besmettingen van Aculops onder controle te houden. De schade bleef beperkt tot de laatste twee weken van oktober: slechts 10 bladeren (in de gehele kas) vertoonden enige aantasting.
Roofwants Macrolophus pygmaeus tegen diverse plagen
De roofwants Macrolophus werd op 5 maart eenmalig geïntroduceerd in één van de twee kassen, met een dosering van 2,5 exemplaren per m². Bij de introductie werd 500 g standaard pekelkreeftcysten (Artemia) per hectare over het gewas verspreid. Het bijvoeren werd daarna vijf keer wekenlang wekelijks herhaald.
Macrolophus vestigde zich snel: in mei telden ze al meer dan één roofwants per blad, en in juli steeg dit aantal naar twee per blad. Eind juni werd Macrolophus ook aangetroffen in de kas waar deze niet was geïntroduceerd.
De meerwaarde van de roofwants was duidelijk zichtbaar tot week 30. Daarna was Macrolophus in beide kassen goed gevestigd. Macrolophus was effectief tegen wittevliegen, spintmijten en bladluizen. Het aantal wittevliegen werd met een factor 4 tot 5 gereduceerd. Bovendien vonden ze drie keer minder spinthaarden in de kas en nauwelijks bladluizen in de kas met Macrolophus.
Bij de eerste vondst van bladluizen (een mix van aardappeltop- en perzikluis) in de kas zonder roofwantsen, werden in beide kassen extra natuurlijke vijanden losgelaten, zoals sluipwespen, lieveheersbeestjes en galmuggen. Desondanks werden tussen 15 mei en 11 juni In de kas zonder Macrolophus gemiddeld 27 luizenhaarden geteld, terwijl de kas met Macrolophus vrijwel bladluisvrij bleef.
Ook meeldauw kwam minder voor in de kas met Macrolophus, hoewel dit mogelijk te verklaren is door verschillen in het aantal vochtige plekken tussen de twee kassen.
Trichogramma sluipwespen tegen rupsen
Vanaf 6 februari werden in beide kassen elke twee weken 10 dispensers ingezet met een mix van Trichogramma sluipwespen. Voor het 'Tomaat zonder zwavel' project is gekozen voor een combinatie van de soorten Trichogramma achaeae en Trichogramma brassicae. De inzet van de Trichogramma sluipwespen was 250 per m2.
Ondanks de introducties van Turkse motjes werden slechts enkele rupsen in het gewas waargenomen zonder dat deze enige schade veroorzaakten. Naast de intensieve waarnemingen in het gewas, bood het PATS-C camerasysteem een zeer goede ondersteuning bij de detectie van vliegende motten. Dit gaf niet alleen een indicatie van het succes van de introductie, maar ook inzicht in de ontwikkeling van de plaag.
Financiering
Het programma werd voor 50% gefinancierd door het praktijkprogramma Plantgezondheid en stichting Kennis in je Kas (KIJK), en voor de andere 50% door de Gewascoöperatie Tomaat. Daarnaast leverden de betrokken partijen (Biobest, Bioline en Pats) een in-kind bijdrage door biologische bestrijders te introduceren, monitoring uit te voeren en verslaglegging te verzorgen. Vertify was verantwoordelijk voor de teelt.
Bron: Kennis in je Kas