Voedingsproducenten moeten sneller verduurzamen om concurrerend te blijven, vindt Rob Morren. Hij is sector banker Food bij ABN AMRO. "Alleen door meer te doen dan de concurrentie, zoals het sneller verlagen van CO2-uitstoot, kan een bedrijf een voorsprong behalen", zo schrijft ABN AMRO.
Voedingsbedrijven zijn op dit moment verantwoordelijk voor twaalf procent van het totale energiegebruik in de Nederlandse industrie. Aardgas is in de sector nog altijd de belangrijkste energiebron. Maar de afgelopen jaren heeft de sector wel degelijk stappen gezet in het reduceren van haar CO₂-uitstoot. Zo daalde de uitstoot van 1995 tot 2022 met 16,6 procent naar 3,4 miljard kilo (nieuwere cijfers zijn nog niet definitief, red.). Maar de klimaatdoelstellingen van Parijs – 55 procent CO₂-reductie in 2030 en emissievrij in 2050 – zijn nog ver weg en verduurzaming is een complexe weg: meer focus en beschikbaarheid van nieuwe technieken brengen versnelling.
Stijgende gasprijzen waren extra stimulans
"Willen bedrijven in deze sector de doelen van het Klimaatakkoord halen, dan betekent dit dat ze zo'n zeven procent per jaar minder moeten uitstoten tot en met 2030", zegt Rob Morren. Als sector banker bij ABN AMRO volgt hij de belangrijkste trends en ontwikkelingen binnen de foodsector en is hij tevens een klankbord voor ondernemers en investeerders. "Die zeven procent per jaar is mogelijk, maar dan is er wel een flinke versnelling nodig. En moet er voldaan zijn aan een aantal belangrijke randvoorwaarden. Zo moet er ruimte op het energienet komen om productiemiddelen te elektrificeren, moet er voldoende technisch personeel beschikbaar zijn en moeten er voldoende bouwmogelijkheden zijn. De overheid speelt een cruciale rol om hier samen met de sector invulling aan te geven. Ook moet de komende tien tot twintig jaar technieken, zoals waterstof en geothermie, breder toepasbaar worden om de CO₂-uitstoot sneller te reduceren. Het invullen van al deze randvoorwaarden zorgt dat grotere sprongen gemaakt kunnen worden. En dat is belangrijk, want de productieprocessen in de voedingsmiddelensector – zoals bakken, stomen, drogen, koelen en verhitten – zijn zeer energie-intensief. Minder energie verbruiken drukt ook de operationele kosten en maakt bedrijven concurrerender. De stijgende gasprijzen waren een extra stimulans om sneller van het gas af te gaan."
Mkb is wendbaarder
Ook kleinere ondernemingen hebben een stevige opgave. Ze hebben meestal minder investeringskracht dan de grote corporates, maar ze zijn wel wendbaarder, meent Morren. "De kleine bedrijven kennen hun lokale omgeving goed en slaan steeds vaker de handen ineen met andere bedrijven om bijvoorbeeld één grote batterij neer te zetten op een gemeenschappelijk bedrijventerrein. Waar bijvoorbeeld een bakkerij 's nachts en in de ochtend extra elektriciteit nodig heeft, heeft een metaalbewerkingsbedrijf aan de overkant juist weer overdag elektriciteit nodig en kan deze haar energiebehoefte wat verplaatsen."
Verduurzamen loont nu sneller
Met name de verduurzaming van fabrieken kan veel zoden aan de dijk zetten, maar de investeringen zijn fors. Veel bedrijven hebben dan ook eerst quick wins gerealiseerd door bijvoorbeeld hun machines beter af te stellen, branders in ovens beter te reguleren en minder te verspillen. Maar ook experimenteren ze met het gebruik van AI, zodat bijvoorbeeld de vriezer niet altijd op -18 graden staat, maar soms ook op een energiezuinigere -14 graden kan draaien. Voor meer ingrijpende aanpassingen in het machinepark zijn de terugverdientijden van de investeringen langer. Machinelijnen staan vaak meer dan twintig jaar en dan kan een natuurlijk vervangingsmoment nog wel even duren. Morren: "Maar als gevolg van de hogere energieprijzen zijn de terugverdientijden van bijvoorbeeld elektrische boilers wel teruggelopen. Verduurzamen loont nu sneller, maar is ook noodzakelijker vanuit maatschappelijke druk, uitstraling van het bedrijf en het vernieuwen van je commerciële propositie. Dat laatste laat zich lastiger kwantificeren, maar bepaalt steeds vaker de licence to operate om afnemers te mogen beleveren. Zo staat of valt de duurzaamheid van een supermarkt met de duurzaamheid van de producten die in de schappen liggen."
Innovatie bij kleinere foodbedrijven
Kleinere foodbedrijven innoveren vaak met creatieve, duurzame oplossingen, zoals zeewierburgers en het fermenteren van reststromen. Morren: "Grote bedrijven houden deze start-ups en scale-ups goed in de gaten om innovaties vroegtijdig te omarmen. Impact ontstaat vaak pas bij grootschalige toepassing. Veel start-ups en scale-ups laten hun producten dan ook produceren bij grotere producenten. Daarom is de samenwerking tussen kleinere en grotere bedrijven cruciaal voor het bevorderen van innovatie en duurzaamheid in de sector."
Impact van scope-3 uitstoot
Grote stappen kan de sector ook zetten als ze aan de slag gaat met reduceren van de scope 3-uitstoot, ofwel de uitstoot in grondstofproductie en transport verderop in de keten. Daarvan is de impact vaak groter dan in de uitstoot van de fabriek zelf. Morren: "Dit staat inmiddels op de agenda van vrijwel alle bedrijven, mede door de CSRD-richtlijn die organisaties verplicht om hun prestaties op verduurzaming vast te leggen. Er komen steeds meer methoden waarmee bedrijven in de foodsector ook hun CO₂-voetafdruk in de keten in kaart kunnen brengen. Deze data kunnen ze gebruiken in rapportages naar afnemers en de wetgever, maar zijn tevens startpunt om hun producten te verbeteren. Door vlees- en zuivelproducten bijvoorbeeld tot wel vijftig procent te mengen met plantaardige ingrediënten, reduceer je een aanzienlijke hoeveelheid CO₂-uitstoot."
Samenwerking van boer tot bord
Het sturen op de meetwaarden om de impact in de keten terug te dringen, vraagt om nauwe samenwerking. Morren: "Om stappen te zetten is het essentieel om gezamenlijk de keten van boer tot bord gedetailleerd in kaart te brengen. Dat vraagt om samenwerking met leveranciers, transporteurs, supermarkten en bijvoorbeeld brancheorganisaties. Samen kunnen ze duurzame landbouwpraktijken stimuleren, transportemissies reduceren of duurzamere verpakkingen gebruiken. Dat zien we ook gebeuren, maar is vaak complex gezien het mondiale karakter van de sector. Ingrediënten komen vaak vanuit alle uithoeken van de wereld en gaan vele schakels door tot ze in de fabriek belanden. Nu kom je vaak nog weg met benchmark-getallen. Maar de komende jaren wordt daadwerkelijk meten steeds belangrijker. Ook bedrijven die niet direct aan wetgeving zoals de CSRD gebonden zijn, kunnen hier wel vragen over krijgen. Bijvoorbeeld omdat hun grotere afnemers deze informatie nodig hebben om zelf aan wetgeving te voldoen."
40% minder CO2-uitstoot bij granen
De echte koplopers meten hun uitstoot al en laten ook concrete stappen zien. Zij passen hun verdienmodel aan op basis van de verkregen inzichten. Morren: "Voorbeelden zijn La Lorraine Bakkerijen die samen met Delhaize door regeneratieve landbouw de CO₂-uitstoot bij granen van bepaalde broden met veertig procent heeft weten te verminderen. Maar ook dichterbij huis zijn bedrijven zoals Koninklijke Amarant Bakkers en Royal Koopmans bezig om samen met boeren de milieu-impact van graanteelt te verlagen."
Het delen van dit soort "best practices" en het bundelen van krachten kan verduurzaming een boost geven. Brancheverenigingen kunnen hierin een rol spelen. Zo werkt de sector samen met andere sectoren aan de Cluster Energie Strategie. Hierbij wordt bijvoorbeeld beschreven welke energie-infrastructuur er nodig is om productiemiddelen te elektrificeren en wat dit van overheden en provincies vraagt.
Duurzaamheid in bedrijfscultuur
Maar willen bedrijven hun verduurzamingsreis echt versnellen, dan is volgens Morren de betrokkenheid van het management en een andere bedrijfscultuur en -inrichting cruciaal. Anders is het heel ingewikkeld om de doelstellingen van het Klimaatakkoord te behalen. Morren: "Hoe bedrijven hun duurzame transitie inrichten, is bij koplopers sterk aan het veranderen. Waar eerst een duurzaamheidsmanager vaak de volledige verantwoordelijkheid droeg, is duurzaamheid een zaak van het management geworden, waarbij de directie een belangrijke aanjager is. Tegenwoordig maakt bij koplopers duurzaamheid meer deel uit van het DNA en vraagt het om een meer projectmatige aansturing, waarbij er meer specialisatie plaatsvindt op afdelingsniveau. Zo is de productieleider bijvoorbeeld verantwoordelijk voor verspillingsreductie of pakken sales- en marketingcollega's een rol in de communicatie van de duurzaamheidsinspanningen. Daarnaast speelt opleiding een cruciale rol. Het personeelsverloop kan soms hoog zijn, wat tot kennisverlies leidt. Om dit te voorkomen, is het essentieel om de duurzame ambitie van het bedrijf stevig te verankeren in de bedrijfscultuur en het onboardingproces van nieuwe medewerkers."
Bron: ABN AMRO