Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

"Na hobbelig groeipad volgt gematigde groei Nederlandse economie"

Ondanks recente positieve cijfers zijn de groeiperspectieven voor de Nederlandse economie gematigd door een krappe arbeidsmarkt en lage productiviteitsgroei. Hoewel de economie in het tweede kwartaal sterk groeide, verwachten we dit jaar een beperkte bbp-groei van 0,6%. Voor volgend jaar is deze naar verwachting hoger: 1,4%. Vooral de consumptie van huishoudens en de overheid dragen de groei.

De Nederlandse economie is op dreef/stagneert
De Nederlandse economie is op dreef. De cijferaars van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verrasten ons enkele weken geleden met hun eerste raming van de economische groei in het tweede kwartaal van dit jaar. Het bruto binnenlands product (bbp) nam volgens hun berekening met maar liefst 1,0% toe ten opzichte van het eerste kwartaal.

De Nederlandse economie stagneert. Na een groei van slechts 0,1% in 2023 volgt een matige groei van 0,6% voor 2024 als geheel. In het eerste kwartaal van dit jaar kromp de economie nog met 0,3%. De export krimpt twee jaar op rij en de investeringen – vooral die in woningen – zijn ingezakt.

Twee tegengestelde berichten over de Nederlandse economie. Het is allebei waar, afhankelijk van het perspectief van waaruit je ernaar kijkt. Afgelopen kwartalen laten namelijk een hobbelig patroon zien: groei en krimp wisselden elkaar af met soms flinke uitslagen.

Onderliggend zorgen vooral de internationale handel en de consumptie van huishoudens voor deze volatiliteit. De export groeide het afgelopen kwartaal bijvoorbeeld sterk (+1,3%), na een forse krimp (-1,4%) in het eerste kwartaal. Bij de consumptie van huishoudens gebeurde juist het omgekeerde.

Grote uitslagen kwamen in het verleden wel vaker voor – ook los van bijvoorbeeld de corona- en de energiecrisis – maar daar was dan vaak wel een goede reden voor. Voorbeelden zijn fiscale maatregelen die ervoor zorgen dat bedrijven bepaalde investeringen naar voren halen of juist naar achteren schuiven. Daar lijkt nu echter geen sprake van, aangezien het CBS daar niets over vermeldt in zijn berichtgeving. Het blijft daarom enigszins gissen naar de achterliggende oorzaken.

Groeiraming voor 2024 en 2025 naar boven bijgesteld
Het verrassend goede tweede kwartaal betekent dat we onze raming van de bbp-groei voor dit jaar naar boven bijstellen van 0,4% naar 0,6% en voor 2025 van 1,3% naar 1,4% (zie tabel 1). Dit komt vooral door betere – of minder slechte – vooruitzichten voor de export en de private investeringen.

Tegelijkertijd blijft de inflatie hardnekkig hoog. Deze was in augustus 3,3%. Voor heel 2024 verwachten we nu een inflatie van 3,1%. Volgend jaar daalt de inflatie naar verwachting maar beperkt tot 2,8%.

Herstel export en industrie gaan hand in hand
De 1,0% bbp-groei in het tweede kwartaal was de hoogste groei in twee jaar tijd (zie figuur 1). Destijds, in het voorjaar van 2022, kwam er een einde aan alle coronabeperkingen en herstelde de economie sterk. Sindsdien is de groei laag en kromp de economie zelfs in vijf van de zes kwartalen tussen 2022kw4 en 2024kw1.

In het eerste kwartaal van dit jaar kwam de krimp vooral door een dalende export (-1,4%). Deze herstelde een kwartaal later juist sterk: +1,3% ten opzichte van het vorige kwartaal. Ook de woninginvesteringen en de overheidsbestedingen veerden op na een slecht eerste kwartaal. Het omgekeerde geldt voor de consumptie van huishoudens: na een sterk eerste kwartaal volgde krimp in het meest recente kwartaal.

Ook vanuit de productiekant is een opvallende omslag te zien
De volatiele exportcijfers zien we aan de productiekant terug bij de industrie. Deze sector is sterk gericht op buitenlandse handel en verantwoordelijk voor een groot deel van de Nederlandse export. In het tweede kwartaal groeide de toegevoegde waarde in de industrie met 3,3% ten opzichte van het vorige kwartaal, na een krimp van 3,3% een kwartaal eerder (zie figuur 2).

De industrie is echter niet groot genoeg om de gehele omslag van de bbp-groei te verklaren. Ook veel andere sectoren kenden een relatief sterk tweede kwartaal na een zwak eerste kwartaal. Zo groeide de zakelijke dienstverlening met 1,5% en sloeg een 3,0% krimp bij de bouwnijverheid om in een groei van 0,9%. Een nadere analyse van en vooruitzichten voor de diverse sectoren (waaronder het verband tussen de export en industrie) is te vinden in onze meest recente sectorprognoses.

Groeivooruitzichten beperkt door hoge inflatie, krappe arbeidsmarkt en lage productiviteitsgroei
De recente hoge economische groei klinkt positief, net als de behoorlijke 1,4% groeiverwachting voor 2025. Toch zegt dit weinig over de toekomstige groeimogelijkheden. De arbeidsmarkt is al jaren bijzonder krap, terwijl de productiviteitsgroei stagneert. Dit is ook een van de redenen waarom de inflatie maar niet echt wil zakken.

Geen zicht op einde krappe arbeidsmarkt
Na het einde van de Financiële Crisis en de Eurocrisis is de arbeidsmarkt steeds krapper geworden, wat slechts kortstondig is onderbroken door de coronacrisis. Er zijn nog steeds meer vacatures dan werklozen, wat in historisch perspectief uitzonderlijk is. De krapte neemt sinds twee jaar iets af, maar blijft groot. Ook is deze voorzichtige verlichting vooral het gevolg van minder vacatures; de werkloosheid beweegt nog nauwelijks.

Op de iets langere termijn is er wel enige verruiming in zicht. We verwachten dat het aantal faillissementen de komende jaren oploopt (zie figuur 3). De stijging komt onder meer door de hoge inflatie, achterblijvende groei, hoge rentes en terugbetaling van coronaschuld. We verwachten dat het aantal faillissementen in 2027 piekt, dus in 2024 en 2025 is de impact nog beperkt. De voorziene faillissementsgolf is overigens niet zodanig dat de krapte terugkeert naar pre-2020-niveaus.

De arbeidsmarktkrapte blijft ook hoog doordat de productiviteit nauwelijks toeneemt, en in 2023 zelfs afnam. Dit verhoogt de vraag naar arbeid. Tot slot heeft het nieuwe kabinet een lagere arbeidsmigratie hoog op de agenda staan. Ook dit houdt – zeker op korte termijn – de krapte in stand. Er zijn wel maatregelen mogelijk om de krapte tegen te gaan, maar veel hiervan bieden de komende jaren naar verwachting nog geen soelaas.

Concreet verwachten we dat de werkloosheid de komende kwartalen iets oploopt en in 2025 gemiddeld 4,0% bedraagt, een zowel in historisch als in internationaal perspectief laag niveau.

Langdurige krapte en lage productiviteitsgroei remmen toekomstige welvaartsgroei
Aanhoudende krapte is voor werknemers uiteraard goed nieuws: de kans op baanverlies is ondanks de oplopende faillissementen klein en de onderhandelingspositie bij loononderhandelingen is sterk. De krapte heeft echter ook een schaduwkant. Nieuwe, innovatieve bedrijven die de productiviteitsgroei in Nederland kunnen aanjagen, lopen tegen groeibeperkingen aan doordat er nauwelijks personeel te vinden is. Uiteindelijk is dit slecht nieuws voor de toekomstige economische groei en de kwaliteit en betaalbaarheid van de collectieve voorzieningen.

Dit is niet de enige oorzaak van de haperende productiviteit. Ook verschuift de werkgelegenheid van hoog- naar laagproductieve sectoren. Naar verwachting zet deze trend zich voort, zolang de overheid hier geen maatregelen tegen neemt. Zo kan zij het belastingstelsel vereenvoudigen (inclusief de behandeling van zelfstandigen), of voor meer bewustwording zorgen bij scholieren en studenten voor hun opleidingskeuze.

Ten slotte is het te lage investeringsniveau, waaronder in Research & Development en onderwijs, een belangrijke reden voor de achterblijvende productiviteitsgroei. We hebben eerder dit jaar laten zien dat extra investeren of juist bezuinigen een substantieel effect heeft op onze economische welvaart.

Voedselprijzen en hoge loonstijgingen stuwen inflatie op
De inflatie (HICP) steeg in juli verrassend naar 3,5%, hoger dan wij en andere economen hadden verwacht. In augustus daalde de inflatie licht naar 3,3%. Onder andere huurverhogingen en gestegen voedselprijzen leggen een stevige bodem onder de inflatie. Tegelijkertijd stijgen de lonen flink door. Dat zorgt voor koopkrachtverbetering voor werknemers, maar werkt ook kostprijsverhogend voor (vooral dienstverlenende) bedrijven.

We verwachten daarom dat de inflatie dit jaar gemiddeld uitkomt op 3,1% en in 2025 op 2,8% (zie figuur 4). Hoewel de stijging van de energieprijzen grotendeels achter de rug lijkt, geldt dit niet voor de voedselprijzen en die van de overige goederen en diensten (kerninflatie). De gemiddelde lonen nemen dit jaar naar verwachting met 6,1% toe en volgend jaar met 5,0%, voornamelijk door de grote arbeidsmarktkrapte en de inhaalgroei na de hoge inflatie in 2022 en 2023. Een uitgebreide toelichting op onze inflatieraming is te vinden in onze meest recente Inflatiemonitor.

Consumptie van huishoudens en overheid dragen de groei
In recente kwartalen droegen de diverse bestedingscomponenten wisselend positief en negatief bij aan de economische groei (zie figuur 1). Vooruitkijkend verwachten we echter dat de groei vooral moet komen van de consumptie van huishoudens en de overheid (zie figuur 5). Investeringen dragen per saldo juist negatief bij, evenals de netto handel. Hieronder gaan we dieper in op de verschillende bestedingscomponenten.



Inhaalslag lonen stimuleert consumptie
De hoge inflatie in 2022 en 2023 heeft een flinke deuk geslagen in de koopkracht van huishoudens. De loonontwikkeling bleef fors achter bij de prijsstijgingen. Wel nam de overheid toen maatregelen om maatschappelijk ongewenste uitkomsten te voorkomen, onder andere een korting op de energierekening en inkomenssteun voor huishoudens met een laag inkomen. Toch stonden de inkomens van huishoudens flink onder druk, waardoor de consumptie nauwelijks groeide (zie figuur 1).

Nu de inflatie flink is gezakt, maken de lonen een inhaalslag (zie figuur 6). We verwachten dat in 2025 het volledige verlies sinds 2022 wordt ingelopen. Daar komt de aangekondigde lastenverlichting van het nieuwe kabinet nog bovenop. De mediane koopkracht neemt daardoor dit jaar volgens het CPB met 2,5% toe, en volgend jaar met 1,1%.

Doordat ook de werkgelegenheid naar verwachting goed op peil blijft, is er voldoende ruimte voor consumptiegroei. We verwachten daarom dat de consumptie van huishoudens de komende kwartalen de grootste bijdrage levert aan de economische groei.

De keerzijde is dat de forse inkomensstijgingen de inflatie verder aanwakkeren. Wanneer de productie tegen haar grenzen aanloopt, leidt een hoger beschikbaar inkomen immers al snel tot hogere prijzen. Dit is dan ook een van de redenen waarom de inflatie op een relatief hoog niveau blijft hangen in onze raming. Maar het risico bestaat zelfs dat het effect nog groter blijkt. Door meer goederen en diensten te importeren, is dit inflatoire effect mogelijk te beperken.

Overheid loopt tegen grenzen aan
Met spanning wordt uitgekeken naar de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord dat in mei is gesloten door de vier coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB. Naar verwachting verschijnt dit vóór Prinsjesdag (17 september). De grote lijnen zijn al wel duidelijk: het nieuwe kabinet zet het ruime begrotingsbeleid van Rutte-IV voort, waarbij het de grenzen van de Europese begrotingsregels opzoekt. De ambities zijn groot op diverse beleidsterreinen, waaronder klimaat, zorg, infrastructuur en woningbouw.

De uitvoering daarvan is echter allesbehalve gemakkelijk. Het vorige kabinet had als ambitie om de publieke sector te versterken en investeringen in de Nederlandse economie te stimuleren, maar het kreeg lang niet alles voor elkaar. Dat kwam onder meer door personeelstekorten en trage besluitvorming. Deze zogenoemde onderuitputting is het grootst bij defensie en infrastructuur.

De onderuitputting bedraagt in 2024 volgens het CPB maar liefst 0,8% van het bbp, veel hoger dan in het recente verleden (zie figuur 7). De verwachting is dat zij weliswaar geleidelijk daalt, maar in 2028 nog steeds op een relatief hoog niveau uitkomt.

Door deze geleidelijke daling en de blijvend hoge ambities van het kabinet voorzien we de komende kwartalen een gestage groei van de overheidsbestedingen en daarmee een substantiële bijdrage aan de totale economische groei.

Ambities kunnen niet allemaal tegelijk worden waargemaakt
Voor de overheidsfinanciën is die grote onderuitputting goed nieuws – het begrotingstekort bedroeg in 2023 slechts 0,4% van het bbp – maar zij maakt de aanpak van maatschappelijke uitdagingen juist lastiger. Een tekort aan personeel vertraagt bijvoorbeeld de energietransitie, de gewenste versterking van de nationale defensie loopt vertraging op en noodzakelijke investeringen in infrastructuur komen onvoldoende van de grond.

De grote onderuitputting is een duidelijk signaal dat niet alles kan, of niet in het gewenste tempo. Dit vraagt om scherpere keuzes van het kabinet.

Het ruime begrotingsbeleid heeft – net als de koopkrachtstijging van huishoudens – als neveneffect dat het de inflatie langer hoog houdt. De spanning op de arbeidsmarkt kan bijvoorbeeld moeilijk afnemen als tegenover een baanverlies in de private sector een baangroei in de publieke sector staat. Los van de grenzen van de Europese begrotingsregels kan het ook hierom verstandig zijn een iets minder expansief begrotingsbeleid te voeren.

Bedrijfsinvesteringen lijden onder hoge rente, lage bbp-groei en toename faillissementen
Nederlandse producenten zijn al meer dan een jaar overwegend pessimistisch over de economie (zie figuur 8). Vooral de orderpositie is flink verslechterd, maar ook het oordeel over de voorraden is al langdurig negatief. Tegelijkertijd hebben centrale banken de rentetarieven flink verhoogd. Waar de beleidsrente van de ECB begin 2022 nog -0,5% bedroeg, was deze eind 2023 4,0%. Hoewel er geleidelijke dalingen van de ECB-beleidsrente in het verschiet liggen, blijven de financieringskosten voor bedrijven voorlopig nog wel hoger dan ze jarenlang gewend waren.

Deze hoge rente en de magere groeivooruitzichten zorgen ervoor dat bedrijven niet staan te trappelen om veel te investeren. Daar komt nog bij dat we verwachten dat het aantal faillissementen de komende jaren toeneemt. De bedrijfsinvesteringen krimpen daarom naar verwachting dit jaar met 0,6% en groeien volgend jaar met eenzelfde percentage.

Woninginvesteringen onder druk door personeelstekorten en rem op verduurzaming
Na vier kwartalen krimp op rij namen de woninginvesteringen in het meest recente kwartaal verrassend met 1,2% toe ten opzichte van het kwartaal ervoor. We denken echter niet dat dit een blijvende ommekeer is, onder andere door de krappe arbeidsmarkt. De nieuwbouwvooruitzichten zijn matig door het sterk gedaalde aantal bouwvergunningen gedurende de afgelopen twee jaar(zie figuur 9). Dit effect wordt enigszins gedempt doordat de huizenprijzen momenteel snel stijgen. Hierdoor worden meer projecten rendabel.

De woningverkopen bleven dit jaar tot nu toe op een behoorlijk niveau. Dat heeft een positief effect op de woninginvesteringen via woningverbouw en de overdrachtsbelasting.[1] Door het hoge verkoopaantal droogt het aanbod echter ook sneller op, zodat we vooruitkijkend juist dalende transactieaantallen verwachten.

De laatste jaren bestond een groeiend deel van de woninginvesteringen uit verduurzamingsmaatregelen. Daar lijkt nu echter de rek uit, mede door de aangekondigde beëindiging van zowel de salderingsregeling voor zonnepaneelhouders als de (hybride) warmtepompverplichting voor huishoudens.

Al met al krimpen de woninginvesteringen naar verwachting zowel dit jaar (-4,1%) als volgend jaar (-1,5%) en leveren deze daardoor een negatieve bijdrage aan de economische groei, net als in 2023.

Internationale handel lijdt onder geopolitieke spanningen
De hoge exportgroei in 2024kw2 (+1,3%) verbloemt dat de handel met het buitenland hapert. Over heel 2023 was de uitvoer al gekrompen en dat verwachten we ook voor 2024. Importen bij belangrijke handelspartners als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk staan al meer dan een jaar onder druk. We verwachten niet dat dit sterk verandert, aangezien die economieën maar beperkt groeien.

Daar komt bovenop dat de Nederlandse export aan kracht lijkt in te boeten. Waar deze tot aan de coronacrisis nog regelmatig harder groeide dan de gewogen importen van handelspartners, is de groei sinds 2021 elk jaar juist lager (zie figuur 10). Dat verwachten we ook voor dit en volgend jaar.

De oorzaken van deze verslechtering zijn niet zonneklaar, maar mogelijk heeft het te maken met de lage productiviteitsgroei en het verslechterde ondernemingsklimaat in het algemeen, zoals recent nog onderbouwd door PwC.

Presidentsverkiezingen VS slecht nieuws voor Nederlandse export
De economie van een andere belangrijke handelspartner, de Verenigde Staten, draait nog wel stevig door. De export daar naartoe draait dan ook nog steeds op volle toeren.

Maar naar verwachting hapert deze exportmotor de komende jaren enigszins. Ten eerste verwachten we in de tweede helft van dit jaar een lichte recessie in de VS, waardoor ook hun vraag naar goederen en diensten uit Nederland afneemt.

Ten tweede gaan we nog steeds uit van een overwinning van Donald Trump bij de presidentsverkiezingen in november, al is de onzekerheid daarover toegenomen sinds de Democratische nominatie van Kamala Harris. Trump heeft al aangekondigd de bestaande importtarieven te willen verhogen en nieuwe in te voeren, ook voor Europa. Dit schaadt de handel van Nederland met de VS.

Een overwinning van Kamala Harris betekent overigens geenszins dat de Nederlandse handel dan niet wordt geraakt. Hoewel zij geen directe importtarieven op Europa bepleit, is de houding jegens bijvoorbeeld China niet fundamenteel anders dan die van Trump. Dat betekent dat de wereldhandel ook bij een overwinning van Harris onder druk komt te staan en daarmee de Nederlandse export, zij het in mindere mate.

Bron: Rabobank

Publicatiedatum: