De kous in een zaak over de mogelijke overtreding van het concurrentiebeding en een shop-in-shop-constructie is nog niet af. Tegen een uitspraak dit voorjaar is hoger beroep aangetekend. In de zaak is ook beslag gelegd op goederen en banktegoeden. Die beslaglegging blijft, ondanks een recent kort geding, in stand, zo leert een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland.
Een installateur van technische installaties in de tuinbouw spande een rechtszaak aan tegen een belichtingsadviseur, die voorheen bij het installatiebedrijf werkte. De klacht: er zou onrechtmatig geconcurreerd zijn door opdrachten om te leiden naar een andere partij dan de installateur. Bovendien zouden er ten koste van de eisende partijen provisies bedongen zijn bij leveranciers. Tussen beide partijen bestond tussen oktober 2015 en juli 2022 een overeenkomst van opdracht om een Aziatische markt te ontginnen. Ook drie andere aan de adviseur gelieerde personen zijn in de zaak betrokken.
De installateur verloor de zaak, maar heeft hoger beroep ingesteld. Ten tijde van de zaak was al beslag gelegd op goederen. De rechter stond beslaglegging in februari 2023 toe.
De partijen bij wie beslag is gelegd stellen onder meer dat de bedragen waarvoor beslag is gelegd veel te hoog zijn. De beslaglegging heeft voor de vier personen grote gevolgen stellen zij, zowel privé als zakelijk. Zakelijk zeggen zij vanwege de beslaglegging onder meer niet te kunnen participeren in een veelbelovend zachtfruitproject.
De rechter heeft in kort geding op 23 juli geoordeeld dat het belang van de installateur bij het in stand houden van de beslagen, waaronder de beslagen op de banktegoeden, zwaarder wegen dan de belangen van de adviseur en de gelieerde personen bij opheffing van de beslagen.