Tholen - In 2022 tekende een brede coalitie van partijen uit het bedrijfsleven, de rijksoverheid, kennisorganisaties en NGO’s een convenant met doelstellingen gericht op de reductie van de milieu-impact van potgrond en substraten. Voor 2025 is de doelstelling om te komen tot een groter gebruik van hernieuwbare grondstoffen in substraten en het gebruik van compost te verdubbelen tot 600.000 m3. Ook is afgesproken voor veengrondstoffen alleen nog gebruik te maken van 100% verantwoord gewonnen veen (RPP-label of gelijkwaardig). Voor 2030 is de doelstelling om het percentage hernieuwbare grondstoffen verder te verhogen.
Er liggen ambitieuze doelstellingen op tafel, maar hoe ver staat het nu eigenlijk in de uitvoering? Twan van den Berg, directeur business unit Substraat bij Van der Knaap Groep, maakt een tussentijdse balans op. Hij signaleert “dat de retail (het zakgoed voor consumenten) harder wil dan de sector en de regelgeving aankunnen.”
Twan van den Berg
Veen reduceren ‘geen doel op zich’
Even terug naar waar het allemaal begon: in 2021 werd in de Tweede Kamer een motie aangenomen tegen veengebruik. Een wake-upcall voor de substraatsector. Er is toen gekozen om het convenant te sluiten waar in de inleiding naar werd verwezen. Doel daarvan is om gefaseerd te kijken naar de verduurzaming van substraten. Het reduceren van veen is geen doel op zich, benadrukt Twan. “Het gaat om de totaalimpact op het milieu” – met als einddoel dat in 2050 substraten geen negatieve milieu-impact meer hebben. Mede door het ontwikkelen van een Life Cycle Assessment (LCA).
Daarbij kan veen een positieve rol spelen om de circulaire grondstoffen meer te laten ‘shinen’. “Veen is licht van gewicht, het is zuur, heeft een heel hoge vochtbuffer, het is schoon en qua prijs is het aantrekkelijk. Al die andere circulaire grondstoffen dragen een ‘rugzakje’ met zich mee met minder gunstige eigenschappen. Je moet dus naar het totaalpakket kijken: met circulaire grondstoffen krijg je schralere grond, waardoor je meer water en voeding moet gaan geven, de shelf life wordt korter, je moet compenserende additieven bijvoegen. Dat heeft ook allemaal impact op het milieu.”
Op zoek naar alternatieven
Waar de retail, en dan met name in het Verenigd Koninkrijk (een belangrijke afzetmarkt voor Nederland), vooral hamert op ‘veenvrij’, legt de substraatsector de nadruk op het totaalplaatje: substraat moet in z’n geheel duurzamer, dat staat los van de veendiscussie. In elk geval moeten we met z’n allen op zoek naar alternatieven. Twan noemt er een aantal op.
“We zijn bijvoorbeeld bezig met het verhogen van het gebruik van compost, dat volgens het convenant zal moeten verdubbelen van 300.000 naar 600.000 kuub. Er is ook steeds meer interesse in houtvezels, en natuurlijk in kokos, dat ook nog een vochtbuffer heeft.” Verder wordt gekeken naar organische reststromen, biochar en sphagnum farming.
Anders kweken
Die stappen richting meer duurzaamheid hebben ook consequenties voor telers. “Allereerst zien we een hogere inkoopprijs voor substraten, omdat duurzamere grondstoffen over het algemeen duurder zijn. Die grondstoffen houden ook minder water vast, waardoor het watervasthoudend vermogen in de schappen minder wordt. Daarbij moeten we ook elke grondstof compenseren: een houtvezel bijvoorbeeld verteert in een substraatmengsel. Tijdens dat proces bindt het stikstof, wat dus niet meer beschikbaar is voor de plant. Dat wordt dus anders kweken.”
Doelstellingen halen
Uiteindelijk is het idee van het formuleren van doelstellingen natuurlijk dat ze worden gehaald. Van der Knaap is daarin goed op weg, vertelt Twan. “Dankzij onze eigen productielocaties voor kokos zitten we nu al op ruim 40% hernieuwbare grondstoffen. Daarmee voldoen we nu al aan de norm voor 2025. Maar we blijven wel de verantwoordelijkheid nemen voor de sector om onderzoek te blijven doen naar circulaire grondstoffen.”
Naast de doelstellingen om in de professionele tuinbouw 35% hernieuwbare substraten te hebben en meer compost te gebruiken, moet het gebruikte veen ook RPP-gecertificeerd zijn. “Dat staat voor Responsibly Produced Peat. Dat betekent dat we alleen veen mogen oogsten van veenvelden die al gedegradeerd zijn. Die zijn al ontwaterd en stoten al CO2 uit. Als we na een aantal jaar klaar zijn met oogsten, moeten we vervolgens de natuur weer haar gang laten gaan, zodat het weer een CO2-buffer wordt.”
Slechts 0,05 procent van de veenvelden in de wereld worden gebruikt voor de tuinbouw.
Voor meer informatie:
Van der Knaap Group of Companies
Postbus 136
2290 AC Wateringen
T: +31 174 296606
www.vanderknaap.info
[email protected]