Tholen - Frank van der Helm wil als nieuwe lector Levende Plantenteeltsystemen bij Inholland hogeschool toekomstige telers kritisch laten nadenken over de inzet van methoden en middelen die grote impact hebben op het biologisch leven in de kas. Zeker als een teler een weerbaar gewas wil realiseren heeft hij alle micro-organismen hard nodig. Als zoon van een tuinder wil hij dat telers voor zichzelf de vraag beantwoorden: “Wat is de impact van mijn interventie?”
Daarnaast is het belangrijk dat ze zoveel mogelijk kennis vergaren over biologische ondersteuning van de plant in weerbaar telen. “Weerbaar telen en destructieve interventies zoals ontsmetting, breedwerkende chemische middelen en biociden gaan niet goed samen. Probeer die interventies te minimaliseren, zodat het leven in de kas blijft bestaan.”
De nieuwe lector licht zijn visie toe: “Als we willen dat biologische producten een rol hebben in ons ecosysteem dan moeten we leren hoe we die zo succesvol mogelijk laten functioneren in de kas. Hoe kunnen we de omstandigheden zo maken dat we ervoor zorgen dat er een positief microleven permanent in de kas aanwezig is?
Frank van der Helm
Het gebruik van biologische gewasbeschermingsmiddelen in het verleden
De sector komt uit een positie waarbij er een breed pakket was toegestaan van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Begin jaren negentig gingen telers hommels inzetten en kwamen ze erachter dat dit de inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen beperkte omdat de hommels anders doodgingen. Vanaf toen gingen telers kritischer kijken naar wat de invloed is van chemische middelen op biologische bestrijding en het leven in de kas.
Telers hebben leren omgaan met een combinatie van biologische en chemische gewasbeschermingsmiddelen en dat is niet vanzelf gegaan. Frank benadrukt dat daarbij tijd en onderzoek nodig was om dat goed te doen. Verschillende organismen zitten af en toe elkaar zelfs onderling in de weg. Zwavel, fungiciden en insecticiden zijn voorbeelden van chemische interventies die telers in de kas uitvoeren. Insecticiden hebben daarbij het meeste impact op de biologische bestrijders in de kas.
Er is volgens hem niet één techniek, maar een set verschillende zaken die voor een verbetering van de ecosystemen in de kas kan zorgen. De lector stelt dat het hele systeem anders ingericht moet worden.
Weerbaar telen
Frank geeft les aan vierdejaars studenten. Daarbij geeft hij ook les over transitie naar weerbaar telen. “Daar zitten we op dit moment midden in. Enerzijds heeft de teler te maken met strikte naleving van MRL’s en anderzijds heeft hij te maken met fytosanitaire eisen. Het microleven en biologische bestrijding komt minder goed van de grond als je regelmatig chemisch ingrijpt.” Die systemen zijn inherent strijdig met elkaar. Frank: “Je moet het systeem zo inrichten dat ziekten en plagen volledig voorkomen worden. Daarvoor moeten telers soms drastisch teruggrijpen met destructieve middelen waardoor je niet vooruit komt met weerbaar telen.”
Moleculaire technieken en voedermijten
Er zijn moleculaire technieken in ontwikkeling om beter inzicht in te krijgen in de biologische kwaliteit van de bodem of het substraat. Er is ook onderzoek om de status binnen in de plant beter in beeld te krijgen. Er zijn generieke en specialistische groepen van micro-organismen die bij kunnen dragen aan de weerbaarheid van het gewas. Volgens Frank is het belangrijk om alleen diegenen toe te voegen, welke goed kunnen overleven in het systeem. Zoals je met voedermijten goed biologische bestrijders kunt stimuleren, zo kun je dit ook met micro-organismen. Hoe we dat precies moeten doen is nog echt een leerproces waar veel telers en onderzoekers aan werken.
Praktijkonderzoek
Er is veel praktijkonderzoek naar antagonisten. Dat is een schimmel of bacterie die gebruikt wordt in biologische bestrijding van plantenziekten. Ook parasitaire aaltjes, Steinernema, worden ingezet als biologische bestrijders. Voor het goed laten slagen van deze bestrijders moet je omstandigheden creëren waarbij ze zich goed kunnen ontwikkelen. Als je bijvoorbeeld aaltjes uitzet en je laat het substraat teveel uitdragen of je doet het op een moment dat er teveel licht op komt, dan is het effect van die aaltjes veel minder.
Onderzoek voorbeeld: microbiomen in kaart brengen bij hyacinten
Frank vertelt dat Inholland momenteel in projecten onderzoek doet naar de biologische bodemkwaliteit bij het telen van hyacinten. Daarbij is het doel om microbiomen in kaart te brengen en zo te interpreteren dat het voor telers bruikbare informatie oplevert zodat het telers verder kan brengen. Ze onderzoeken hoe je vanuit microbioom iets kunt zeggen over biologische bodemkwaliteit.
In het centrum voor biotoetsen werkt Frank met studenten en veredelaars aan biotoetsen om resistente en weerbare rassen te kunnen selecteren in de veredeling. Voor het Fieldlab circulaire meststoffen onderzoekt Frank om chemische meststoffen te vervangen door circulaire meststoffen. De vraag waar hij met studenten en bedrijven aan werkt is hoe je de opname van moeilijk opneembare spoorelementen met biostimulanten kunt verbeteren. Dit zijn drie voorbeelden van projecten waar hij werkt aan het verwezenlijken van zijn missie om meer leven in de kas te brengen. Hij heeft ook meegeschreven aan een onderzoeksvoorstel voor natuur-inclusieve tuinbouw: hoe moet je de ecologische infrastructuur binnen en buiten de kas inrichten zodat ziekten en plagen zoveel mogelijk worden voorkomen. Dus een stabiel ecosysteem ontwikkelen dat blijft functioneren. Frank: “Meer dan 95% van wat in de kas leeft is niet schadelijk.”
Voor meer informatie:
Frank van der Helm
Hogeschool INHolland
Rotterdamseweg 141
2628 AL Delft
Tel: 015-2519200
[email protected]
www.inholland.nl