In Westland is een vergunning verleend voor de bouw van een kleine, 190 vierkante meter tellende kas. Er zou sprake zijn van een 'planologisch kruimelgeval'. Glastuinbouw Nederland heeft bezwaar tegen het plan aangetekend. Het college van B&W van Westland wees dit af, waarna de belangenbehartiger het er niet bij liet zitten en de Rechtbank Den Haag op 25 mei uitspraak deed. Het beroep van Glastuinbouw Nederland is ongegrond verklaard.
De vergunning werd begin 2020 verleend. In de zomer diende Glastuinbouw Nederland bezwaar aan. De belangenbehartiger vindt niet dat er sprake is van een zogenaamd planologisch kruimgeval. De kas zou niet in de bebouwde kom gebouwd worden. Net als het college vindt de rechter dat dat wel het geval is.
De belangenbehartiger vindt dat de omgevingsvergunning met de uitgebreide voorbereidingsprocedure voorbereid had moeten worden. Omdat het college teveel tijd nam voor beantwoording van de aanvraag is de vergunning verleend.
Financiƫle holding
Glastuinbouw Nederland voert ook aan dat het gebruik van de kas in strijd is met het bestemmingsplan 'Glastuinbouw Westland' en een goede ruimtelijk ordening in de weg zit. Een dergelijke kleine kas voor teelt van perkgoed is voor de belangenbehartiger geen 'doelmatig en volwaardig glastuinbouwbedrijf'.
Daarbij wijst men op de 'geringe lichtdoorlatendheid' van de kas en de KVK-inschrijving met als branchenaam 'financiƫle holdings'. Dat laatste punt is voor de rechter niet voldoende, terwijl de rechter het er ook niet mee eens is dat er geen sprake is van een volwaardig en doelmatig glastuinbouwbedrijf.
Voor de rechter geldt dat het college terecht ervanuit is gegaan dat de kas in de bebouwde kom is gebouwd als 'bijbehorend bouwwerk'. Dat het college het bezwaar van Glastuinbouw Nederland in het najaar van 2020 gegrond wilde verklaren, zoals de belangenbehartiger aanvoert, laat de rechter buiten beschouwing. Het besluit is nooit officieel bekend gemaakt.