Een groep telers in een Zeeuws-Vlaams glastuinbouwcluster kregen eind augustus van de leverancier van restwarmte en CO2 te horen dat ze komend teeltseizoen veel minder geleverd krijgen. Gesprekken met de leveranciers om tot een oplossing te komen, leverden nog niets op, dus kwam de rechter eraan te pas. Op 13 oktober deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak. De telers kregen op meerdere punten gelijk, maar al hun vorderingen werden toch afgewezen.
Groot areaal
In totaal gaat het om een groep vruchtgroentetelers met een areaal van 124 hectare. Zij vestigden zich in het glastuinbouwgebied onder de rook van Terneuzen en sloten daarbij respectievelijk in 2008 en 2013 een overeenkomst voor levering van restwarmte en CO2 af. Voor de telers een belangrijke voorwaarde om zich in het gebied te vestigen. De telers zijn 'overgehaald' (een woord dat de rechter zelf noemt) om zich in het gebied te vestigen, onder meer vanwege het restwarmte- en CO2-verhaal.
De restwarmte en CO2 is afkomstig van een grote kunstmestfabriek. De fabriek levert de restproducten aan een netwerkbedrijf dat de restwarmte en CO2 aflevert bij de telers. Nu de energieprijzen heel hoog op zijn gelopen, heeft de fabriek de ammoniakproductie verlaagd. Fabrieken zijn stilgelegd.
Haast bij telers
De rechter moest zich op verzoek van de telers in een kort geding buigen over de vraag of er sprake is van overmacht en van onvoorziene omstandigheden. Antwoord op die vragen is belangrijk voor de telers om levering te kunnen eisen. De telers vorderen een dwangsom van de partijen die betrokken zijn bij de levering. De dwangsom is 1 miljoen euro per dag, oplopend tot maximaal 60 miljoen euro.
Ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten werd onder meer afgesproken in geval van problemen vriendschappelijk met elkaar tot een oplossing te komen. Dat is dit najaar nog niet gelukt. De telers hebben haast. Zij willen 'op de kortst mogelijke termijn' zekerheid over de levering van warmte en CO2 en tegen welk tarief dat gebeurt. Dat is voor de telers van belang voor de beslissing om al dan niet plantmateriaal te zaaien voor het nieuwe teeltseizoen dat start in november 2022.
Geen alternatief
Belangrijk detail in de zaak is dat er in/rond het gebied van de telers geen gasinfrastructuur aangelegd s, zodat het voor de telers niet mogelijk is om op korte termijn warmte via een reguliere gasleverancier te verkrijgen. Dat was ook niet de bedoeling, getuige de opstalrechten en de daarbij horende kwalitatieve verplichtingen die de telers ten behoeve van de leveranciers hebben gevestigd op de aansluitleidingen van het netwerkbedrijf. In de opstalakte van één van de telers is zelfs als kwalitatieve verplichting opgenomen dat de teler verplicht is om de afname van warmte en/of CO2 niet anders te betrekken dan van het netwerkbedrijf.
De telers hebben wel back-upvoorzieningen getroffen, maar zij wijzen erop dat die niet het wegvallen van de huidige leveringen van restwarmte en CO2 over langere tijd kunnen opvangen.
Overmacht?
De rechter heeft zich over vijf vorderingen van de telers gebogen. Het netwerkbedrijf voert overmacht aan als reden voor het verminderen van de levering en zegt dat de telers niet duidelijk hebben gemaakt wat ze nodig hebben en tegen welke prijs. De rechter wijst dat argument resoluut van de hand en stelt dat aan de hand van de leveringsovereenkomsten duidelijk is wat de capaciteit en prijs is die is afgesproken. Dat de kunstmestfabriek stilligt is voor de rechter ook geen reden voor het netwerkbedrijf om op overmacht te wijzen. Op het punt overmacht krijgen de telers gelijk.
Wat zijn onvoorziene omstandigheden?
Discussie is er over wat 'onvoorziene omstandigheden' zijn. De leveranciers stellen dat hier sprake van is, terwijl de telers van mening zijn dat prijsstijgingen, ook onvoorziene grote stijgingen, tot de algemeen aanvaarde risico’s van een leverancier behoren. Zij wijzen erop dat de leveranciers termijncontracten hadden kunnen sluiten om het risico op prijsstijgingen af te dekken en bovendien voorzien de leveringsovereenkomsten volgens de telers in prijsstijgingen van de vergoedingen door middel van indexeringen.
Beide partijen verschillen ook van mening over hoe het begrip 'staken van activiteiten' moet worden uitgelegd. De telers stellen dat een vermindering van de levering gelijk is aan een gedeeltelijke staking van de activiteiten, terwijl de leveranciers aanvoeren dat het moet gaan om een algeheel stilleggen van de onderneming.
Niet goed genoeg vastgelegd
Tijdens de zitting ging de rechter dieper in op de individuele gesprekken en afspraken tussen de telers en de leveranciers. Daarbij bleek dat er in ieder geval in één gesprek tussen teler en leverancier is gesproken over 'een worst case scenario', waarbij de kunstmestfabriek uit het gebied zou vertrekken, er geen andere warmtebron gevonden zou worden en het netwerkbedrijf failliet zou gaan. De rechter wijst erop dat de teler in deze het risico nam geen contractuele voorziening te treffen voor het 'worst case scenario' en dat de teler het risico nam pas te gaan investeren in alternatieve bron als situatie zich zou voordoen.
Ook wijst de rechter erop dat gesproken is over 'een economische crisis' als 'wijziging van omstandigheden'. De rechter stelt dat er onvoldoende is onderhandeld of gesproken over het risico op uitval en/of extreme prijsstijgingen. De rechter geeft de telers in beginsel gelijk dat de leveranciers bij het nemen van besluiten ook rekening moeten houden met de telers, maar stelt wel dat, als het al een 'buitencontractuele verplichting is, dat nog geen grond is om de leveranciers te verplichten.
De rechter sluit niet uit dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de extreem hoge gasprijs in dit geval is aan te merken als een onvoorziene omstandigheid die van dien aard is dat de telers naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomsten niet mag verwachten. Bovendien wijst de rechter erop dat, welke uitspraak er ook gedaan wordt, de beide partijen tot elkaar veroordeeld zijn. De telers zijn veroordeeld tot het betalen van de proceskosten als in het ongelijk gestelde partij.