Tholen – Steeds vaker hoor je in de tomatenketen dat lokaal telen de toekomst is. Consumenten en supermarkten willen immers product van dichtbij. Hoe anders is dat in de woestijn in de Verenigde Arabische Emiraten. Daar rekent men van oudsher op importproduct en staan onder meer Nederlandse tomaten goed aangeschreven. Lokale telers hebben er hierdoor een flinke kluif aan om consumenten en supermarkten te laten kiezen voor lokaal product. Een opvallende tegenstelling met de situatie in bijvoorbeeld Nederland, zo bleek tijdens het onlangs gehouden Global Tomato Congress.
Blik in de kas in Al-Ain
Het gaat om tomaten uit een hightech kas van Nederlandse makelij. De kas staat in Al-Ain en was van Al Dahra BayWa*. Het is een teeltproject dat is opgezet door de Duitse versproductengigant BayWa AG en het in Abu-Dhabi gelegen bedrijf Al Dahra Holding LLC. Samen lieten zij bijna 12 hectare kas bouwen, waarvan ongeveer 11 hectare in gebruik is voor tomatenteelt en 1 hectare voor eigen opkweek.
*in de week na het Global Tomato Congress maakte BayWa bekend de kas te hebben verkocht aan Pure Harvest Smart Farms.
Importafhankelijkheid
Financieel directeur Dominik Hartl van BayWa Global Produce legde op het congres uit waarom men in de woestijn is gaan telen. Precies die al genoemde importafhankelijk bood kansen, meenden zij. De al bestaande eigen teelt in het land leverde over het algemeen product van lagere kwaliteit op. Energie is er in het zonovergoten land genoeg en de arbeidskosten liggen laag. Bovendien zet de overheid sterk in op zelfvoorziening.
Compleet pakket tomaten
In de kas teelt men tien soorten tomaten, een compleet pakket met snack-, cherry, tros-, vlees- en romatomaten. “Dat is van belang om aan de wensen van de retail te voldoen. Als je slechts één of twee soorten hebt, moet de supermarkt alsnog ergens anders kijken voor de rest”, gaf Dominik aan.
Al Dahra BayWa test ook veel nieuwe rassen, waarbij het een uitdaging is om die, zelfs in een hightech kas, in het woestijngebied te telen. “Tot nu toe hebben we gezien dat met name de kleinere soorten het goed doen hier, beter dan de grotere soorten tomaten. Rassen die in Europa werken, werken vaak hier niet. Soms wel, dat is dan voor ons ook een verrassing.”
Consument overtuigen
De tomaten uit de kas bieden de telers in eigen land aan. Men zet in op het premiumsegment, dat nu nog sterk afhankelijk is van importproduct uit zowel Noordwest-Europa als Noord-Afrika. “Door aan de bovenkant van de markt te leveren denken wij marge te kunnen halen. Onze kwaliteit is goed en (bijna) gelijk aan die van import. Daarbij hebben wij het voordeel van lokaal telen, waardoor ons product heel snel in het schap kan liggen, sneller dan bij importproduct dat een lange reis moet maken.”
Ondanks dat voordeel en de goede kwaliteit ondervindt men dat de lokale consumenten en supermarkten moeten wennen aan het nieuwe tomatenaanbod. “Het kostte tijd om de consument in te laten zien dat lokaal product niet per se van lagere kwaliteit is. Dat was men wel gewend. Inmiddels hebben wij bewezen dat dat niet zo hoeft te zijn.” Ook supermarkten moesten overtuigd worden, en nog altijd. “Nog altijd is men niet altijd bereid dezelfde prijs te betalen voor onze tomaten van hoge kwaliteit als de prijs die er voor import uit Nederland wordt betaald.”
Andere gewassen
Ambities om te exporteren buiten de VAE zijn er nog niet echt. Wel kijkt men voorzichtig naar buurlanden. “Meer als plan B. Exporteren naar Saudi-Arabië of Oman kan een optie zijn.” Ruimte voor groei in eigen teelt is er ook, al ziet Dominik dat de tomatenmarkt ‘al vrij vol’ is. “We zijn met tomaat begonnen omdat we hier de grootste kansen zagen op het behalen van een goede omzet. Nu kijken we onder meer ook naar bladgewassen.”
Op het congres werd hem ook de vraag gesteld of de energiecrisis de telers raakt. Ja, maar wel anders. “Met temperaturen tot boven de veertig graden Celsius is vooral koeling nodig. We kunnen 365 dagen per jaar telen zonder te belichten. Toch stijgen ook voor ons de energieprijzen, zij het niet zo hard als elders.”
Een andere uitdaging van het telen in een niet typische tuinbouwregio ligt op organisatorisch vlak. “Veel kennis komt nog altijd uit Nederland. En niet alleen qua teelt. Wij werken met Nederlandse telers, maar hebben hier ook een eigen onderhoudsteam opgebouwd. Tien man telt dat team, dat reparaties kan uitvoeren, zodat we bij problemen met bijvoorbeeld onze koeling niet op het invliegen van mensen uit Nederland hoeven te wachten.”