Tholen – Tientallen jaren gaf Henk Koot teelttechnische advies in de glastuinbouw en kwam hij bij veel telers over de vloer. Eerst in overheidsdienst, later namens Vortus, een adviesbureau dat hij zelf opzette samen met Siem Voogt.
Sinds 2008 is Henk met pensioen. Sindsdien is ‘het echte fanatisme er wel vanaf’, zo vertelt hij wanneer wij hem opzoeken bij hem thuis. Toch blijkt, als hij ons mee terug in de tijd neemt voor de serie Andere Tuinbouwtijden, dat Henk de verhalen van toen nog goed paraat heeft. En dat de druivenstruik nog goed onderhouden wordt. “Ik heb de groeipunten er net uitgehaald.”
Henk thuis bij zijn druivenstruik
Twee schoorstenen, twaalf kinderen
Henk, 78 jaar oud, werd geboren als zoon in een gezin van twaalf. Een tuindersgezin in Berkel en Rodenrijs. Vader had een groenteteeltbedrijf samen met zijn broer, Gebroeders Koot. Daar maakte Henk onder meer de teelt van tomaten en komkommers mee. “Ik heb de tijd van telen onder platglas nog meegemaakt.”
Samen met zijn jongere broer was hij de enige van twaalf kinderen die door mocht studeren. Dat deed Henk aan de Mulo in Pijnacker. Ook ging hij, zoals dat destijds ging, in dienst. “Daarna heb ik een paar maanden meegewerkt op het familiebedrijf. Ons bedrijf telde twee hectare glas, groot in die tijd. We hadden twee schoorstenen, zoals ze toen vooral in het Westland zeiden.”
Collega’s, geen concurrenten
Zijn carrière als adviseur begon voor Henk in 1964. 1 oktober om precies te zijn. “Ik heb gesolliciteerd op een vacature voor destijds hulpassistent bij het Proefstation Naaldwijk. Dat was een semioverheidsinstelling. Ik werd er ambtenaar en moest eerst proefdraaien.”
Op 1 september 1965 werd Henk vervolgens voorlichter. Hij kreeg het rayon Rotterdam-Oost toegewezen. “Ik werd er de opvolger van Ser Kamerling. Onze taak als voorlichter in een rayon was om kennis uit het Proefstation naar de praktijk, naar de telers te brengen.”
Elk rayon had een studieclub. Daar vond kennisoverdracht plaats. “Er werden avonden georganiseerd en daar werd door ons als voorlichter informatie gedeeld uit rassenproeven, die we zelf uitvoerden, over teelttechniek en ook werden er lezingen georganiseerd waarvoor wij specialisten uitnodigden. Telers waren toen nog echt collega’s en geen concurrenten. Het was hier dat de basis van het succes van de Nederlandse glastuinbouw is gelegd.”
De voorlichtingsdienst kwam voort uit de Marshallhulp die na de Tweede Wereldoorlog werd opgezet. Met het geld uit het omvangrijke hulpplan op initiatief van de Amerikanen werd (deels) de dienst gefinancierd. “Telers konden vervolgens gratis een beroep op ons doen. Zij belden ons, wij gingen er dan heen en probeerden hun problemen op te lossen. Lukte dat niet, dan haalden wij alsnog de specialist uit Naaldwijk erheen. Zo ging dat.”
Etter en bloed zweten
Henk herinnert zich nog goed zijn eerste lezing als voorlichter. “Dat ging over slarassen. Voor tachtig man sterk mocht ik toen vertellen welke rassen er goed waren en wat onze resultaten uit de proeven waren. Je mag best weten dat ik doen etter en bloed heb staan zweten.”
Minstens even spannend waren de eerste bezoeken aan telers in zijn rayon. Een daarvan, destijds een slateler uit Nieuwerkerk aan den IJssel, vroeg vrijwel direct toen ik daar kwam: ‘Kun je sla snijden?’ Ik moest mij omkleden en kon direct mee gaan werken. Na twintig minuten sla snijden was het vervolgens tijd voor koffie. De teler had genoeg gezien. Ik bleek het te kunnen. Ik had geluk dat ik het thuis nog had geleerd. Ook mijn vader had sla geteeld. Later begreep ik van Ser dat toen hij zich ging voorstellen bij deze teler hij postelein moest helpen maaien. Dat is veel lastiger en had ik nooit gekund. Zo ging dat destijds. Je werd getest, maar daarna was het ijs wel gebroken.”
Economisch werk
Tot halverwege de jaren ’70 was Henk, naar volle tevredenheid, volop teelttechnisch bezig. Met de opkomst van rentesubsidieregeling veranderde dat. “Telers moesten toen een investeringsplan hebben, waarin zij konden aantonen dat ze winst gingen halen. Als het plan goed was en werd goedgekeurd, dan kon de hypotheekrentelast bij de teler met de helft omlaag.”
Als gevolg van deze regeling moest Henk vanaf dat moment veel investeringsplannen en doorlichtingsrapporten van bedrijven maken. “Vanuit de overheid moesten we veel meer de nadruk leggen op economie. Ook moesten we steeds meer vergaderen. Dat vond ik jammer. Ik was veel liever met de teelt bezig.”
In 1980 stopte Henk als voorlichter in overheidsdienst. Hij ging bij toeleverancier Codrie, een bedrijf van Cor van Driel uit Bleiswijk, werken. Nog datzelfde jaar werd dat bedrijf overgenomen door Brinkman. Daar kwam Henk Siem Voogt weer tegen.
Al bij het proefstation in Naaldwijk had hij hem leren kennen. “Siem was er onderzoeker. Ik heb nog les van hem gehad. Hij was specialist in voedingsschema’s en met de omschakeling van het telen in de grond naar telen in substraat werden die steeds belangrijker.”
Advieswerk kreeg een gezicht
Heel lang bleef Henk niet bij Brinkman werken. “Ik kwam er al snel achter dat ik geen verkoper ben, maar wel goed kennis kan verkopen.” Er schiet hem een voorbeeld te binnen. “Ik kwam destijds als adviseur voor Brinkman bij een tuinder in de kas. Die kas stond vol onkruid, omdat de grondontsmetting met methylbromide mislukt was. Hij vroeg mij wat ik daarvan vond. Ik gaf hem gelijk. In mijn rol als vertegenwoordiger van Brinkman was dat niet ‘handig’, zo snap ik nu.
Het was de tijd waarin er veel problemen waren rondom grondontsmetting. De teelt moest uit de grond, op substraat, en daar hadden ze watergeefsystemen voor nodig. In die tijd was daar veel vraag naar en de snel stijgende vraag werd door de levering niet bijgehouden. Er werd meer verkocht dan dat er geïnstalleerd kon worden. Ik werd daarom boodschapper van ‘slecht’ nieuws, ‘vertragingsnieuws’. Daar baalde ik van. Ik was minder teelttechnisch bezig en telers gingen aan mij twijfelen, terwijl ik juist naam had opgebouwd als voorlichter.”
Samen met Siem werd in 1981 binnen Brinkman een aparte adviesdienst opgezet, de voorloper van het tegenwoordige Vortus Greenhouse Consultancy. “Op die manier gaven wij ons advieswerk een gezicht.” Eén jaar later nam Siem Vortus over van Brinkman. “Hij werd directeur en ik ging met hem samenwerken. Siem wist alles over voeding en water en ik had kennis en ervaring met rassen, teelt en klimaatbeheersing. Dat bleek een goede combinatie.”
Het was, zoals gezegd, de tijd van de omschakeling naar substraat. “Er waren destijds drie opties, zo dacht men. Steenwol, veenbalen of stromend water. Onderzoekers dachten eerst dat het stromend ging worden, maar het werd steenwol.”
Een andere ontwikkeling was de opkomst van klimaatcomputers. “Vervolgens regelde de computer het klimaat. Maar als teler bleef het zaak aan de stand van het gewas te blijven controleren of alles goed ging. Daar bleef vakmanschap voor nodig.”
Het was ook de tijd van discussie over de voornachtverlaging. “Daarover werd fel gediscussieerd in die tijd. Vanwege de opmars van klimaatcomputers ging dat spelen. Om de lichtafhankelijke etmaaltemperatuur te behalen, kon dat geregeld worden via een verlaging van de voornacht. Voor ons was het een uitgemaakte zaak dat dit goed was voor het gewas.”
Henk hield graag nauw contact met zijn telers. “Als ik bij een telers was geweest en er mij iets niet beviel, dan wilde ik drie dagen later terug kunnen gaan om opnieuw te kijken. Internationaal ging dat niet.”
Zwart-op-wit verslag
In de eerste vijf jaar groeide het team van adviseurs van twee naar zeven man. Henk wijst hiervoor een cruciaal moment aan. “Er was in die begintijd van de teelt op steenwol een paprikateler in Bleiswijk die problemen had met zijn teelt. Halverwege het seizoen belde zijn vrouw ons. Haar man was overspannen aan het raken omdat het niet goed ging met de teelt. Van allerlei kanten was al advies ingewonnen, maar men kreeg de boel niet aan de praat.
Toen zijn Siem en ik langsgegaan en wij kregen de boel wel aan de praat. Onder ander de pH bleek veel te hoog en de unit die de teler gebruikte, werd niet goed gebruikt. Vanaf het moment dat het bij die teler weer ging draaien, was dat in het wereldje het sein dat voor het telen van vruchtgroenten op substraat je altijd bij Vortus aan kon kloppen.”
In 2008 stopte Henk als adviseur. 1 november was zijn officiële pensioendatum. Telers werden steeds meer managers, kassen groter en daarmee verdween steeds vaker ‘het simpele contact met de teler’, juist datgene wat Henk zo in zijn functie aantrok.
Hij herinnert zich nog die ene keer dat hij in Canada was. “Ik was er met collega Tineke Goebertus bij een tomatenteler. Het was het begin van deze eeuw. Daar spraken wij, zoals je nu steeds vaker ziet, met de teler, maar ook met de directeur en de manager erbij. Die laatsten praatten ook mee over de teelt, maar hadden er, althans dat vond ik, (te) weinig verstand van. Bij de directie ligt de focus op geld, op financiën.”
Zoals altijd na een bezoek, werd zwart-op-wit verslag uitgebracht. Ook deze keer. “Anderhalve maand later bleek die teler met problemen te kampen. Ons advies was genegeerd. De teler kreeg er de schuld van. Dat vond ik kwalijk.”
Weinig internationaal, niet digitaal
Dat Henk destijds in Canada was, was een uitzondering. Anders dan bijvoorbeeld Siem, die veel in Noord-Amerika te vinden was, reisde Henk maar weinig. Althans, over de eigen landsgrens. “Ik kwam wel regelmatig net over de grens in België, maar was daarnaast toch vooral in Nederland te vinden. Ik wilde mijn telers goed in het oog houden. Als ik was geweest en er mij iets niet beviel, dan wilde ik drie dagen later terug kunnen gaan om opnieuw te kijken. Internationaal ging dat niet. Gelukkig reisde Siem graag en makkelijker dan ik, dus dat was ideaal.”
Vandaag de dag opereert Vortus vooral ook veel internationaal. En daarbij komt steeds vaker ook digitaal advies geven kijken. Henk heeft het nooit echt hoeven doen. “Eén keer vroeg een teler mij tijdens een videosessie, toen hij een plant in beeld hield, wat ik ervan vond. ‘Niets’, was mijn korte antwoord. Ik kon er digitaal niets mee. Ik heb op school nog van docent Isak Baalde geleerd dat je als je een kas binnenkomt eerst vijf minuten je zintuigen het werk moet laten doen. Het kasklimaat moet je voelen. Je bril moet beslaan bij binnenkomst. Dan zit het goed. En als het gewas goed groeit, dan ruik je dat.
Dat, samen met de basis die ik in Naaldwijk heb kunnen leggen, heeft mij in mijn hele loopbaan goed geholpen. De kans om destijds rustig eerst te leren zonder direct omzet te hoeven draaien, die krijgen adviseurs vandaag de dag volgens mij niet of nauwelijks meer. Zonde, want op die manier leg je de basis. En die basis, die is en blijft altijd de teelt.”
Zoals Henk al aangaf, is het fanatisme van destijds er tegenwoordig wel af. “Ik ben ook direct helemaal gestopt. Ik wilde namelijk niet de ene teler nog wel en de andere niet meer van advies voorzien. Dat vond ik niet eerlijk. Ik wilde niemand voortrekken. Alleen voor een paar komkommers of het lenen van een aanhanger kom ik nog weleens bij een klant.”
En af en toe gaat Henk nog eens bij Vortus, dat volgend jaar veertig jaar bestaat, langs. “Afgelopen maand was ik er nog. Toch leuk om dan te horen hoe het gaat. Bijvoorbeeld met nieuwe teelten zoals vertical farming. Of, nou ja, nieuw, er staat mij nog wel vaag iets bij van een teler in Limburg die toen wij begonnen al planten in vertical torens teelde.”
Andere Tuinbouwtijden
Dit was deel 18 in de serie 'Andere Tuinbouwtijden'. Een serie waarin diverse 'oude rotten in het vak' terugblikken en vooruitkijken. En waarin wij onderzoeken wat hun werk heeft betekend voor de tuinbouwsector van nu.
Tips voor de serie zijn van harte welkom en kunnen gemaild worden naar: [email protected]. Hieronder alle delen tot nu toe.
Deel 1: Piet Bom - Fiberglass kassen de opvolger van aluminium?
Deel 2: Henry van der Lans - We sliepen in hetzelfde hotelletje...
Deel 3: Rob Grootscholten - 42 jaar kassenbouw in een notendop
Deel 4: Peter Stuyt - Als Hollandse Amerikaan combineer ik..
Deel 5: Leo Alsemgeest - Stap voor stap een stapje terug
Deel 6: Harry Dullemans - Je moet nooit zeggen dat je er niet bent...
Deel 7: Kees de Groot - We moeten iets anders maken dan een...
Deel 8: Leo Alleblas - De drang naar avontuur zit in ons bloed
Deel 9: Carel Zwinkels - Een tuinder moet zich blijven ontwikkelen ...
Deel 10: Willem van Dorssen - Willem, pas je op met je lakschoen ...
Deel 11: Cees en Leo van der Lans - Als je alles zelf wilt doen ...
Deel 12: Marten Barel - De ontwikkeling die de tuinbouw heeft...
Deel 13: Hans Zeeman - Dankbaar dat onze familienaam nog...
Deel 14: Johan de Hoog - Bij storm rapen we samen het glas
Deel 15: Ton van der Kooij - Voor één avond toverde ik mezelf om ...
Deel 16: Cees Overgaauw - Zonder beschermengel had ik nu nog ...
Deel 17: Bram van den Ende - De belevenissen van Bram in binnen- en buitenland
Voor meer informatie:
Henk Koot
[email protected]