Tholen – FresQ zal 43 miljoen euro onterecht verkregen subsidie terug moeten betalen, zo blijkt uit een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) die (om onduidelijke redenen) pas ruim een jaar na dato openbaar werd.
In april 2017 besloot het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) dat de intrekking van erkenning van telersvereniging FresQ terecht was. Daarmee was de kous echter nog niet af, want de verkregen subsidies moeten op grond van die uitspraak terugbetaald worden. Tenminste, volgens het ministerie van Economische Zaken dat de subsidies had verstrekt.
FresQ ging in beroep en vandaag werd de uitspraak openbaar. Conclusie: FresQ vangt bot op alle bezwaarpunten en moet de na de ingetrokken erkenning verkregen subsidies terugbetalen evenals de ontvangen EHEC-steungelden. In totaal gaat het om 43 miljoen euro.
De erkenning als telersvereniging werd in 2017 kort gezegd ingetrokken, nadat door het CBb werd geoordeeld dat verweerder (het ministerie van Economische Zaken) FresQ terecht grove nalatigheid heeft verweten voor de ernstige inbreuken die FresQ heeft gepleegd op de erkenningscriteria voor producentenorganisaties en dat intrekking in dat licht terecht was. Over het hoe en waarom van de intrekking in dit artikel meer.
FresQ oneens met terugvorderingen
Waar het nu in de vandaag gepubliceerde uitspraak om draait, is de daadwerkelijke terugbetaling van de verkregen subsidies in 2010 (16,8 miljoen), 2011 (17,7 miljoen) en 2012 (6,0 miljoen). FresQ diende tegen alle afzonderlijke terugvorderingen beroep in net als tegen terugvordering van verkregen EHEC-subsidie (2,4 miljoen).
Aangevoerd werd onder andere dat afwijzing van de subsidies ‘onevenredig en onzorgvuldig’ was. “Door de afwijzing van de aanvragen is erop aangestuurd dat FresQ haar activiteiten moest staken. Als achteraf zou worden vastgesteld dat intrekking van de erkenning onrechtmatig was, zou (…) FresQ door de afwijzing van de subsidieaanvragen niet meer levensvatbaar zijn. Door de subsidies wel toe te kennen, had FresQ haar organisatie kunnen behouden en kunnen proberen onafhankelijk te worden van de Europese subsidies. Die kans is haar ontnomen. Dat is onzorgvuldig", zo luidde het bezwaar van FresQ.
Twijfel aan bevoegdheid en verplichting ministerie van Economische Zaken
Verder werd ook door FresQ de verplichting tot terugvordering (volgens FresQ alleen nodig als subsidies te hoog zijn vastgesteld) in twijfel getrokken, evenals de bevoegdheid van het ministerie van Economische Zaken om dat te doen.
Ook zou niet duidelijk in door verweerder aangehaalde artikelen staan wanneer de steun terugbetaald moest worden. “Ten onrechte heeft verweerder de ruimte, om dat pas te doen nadat de intrekking onherroepelijk was, niet benut. Deze ruimte had hij wel moeten benutten, omdat FresQ zo kapitaal had kunnen opbouwen om aan mogelijke terugvorderingsbesluiten te voldoen en de organisatie te behouden.”
Alle afgewezen subsidies terecht
Twee beroepen werden direct niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van gronden én in geval van terugvordering van EHEC-steungelden omdat FresQ geen belang meer had bij beoordeling van het beroep.
Over de overige beroepspunten oordeelde het CBb dat de subsidieaanvragen terecht zijn afgewezen en dat de subsidies teruggevorderd moeten worden. Het is zelfs een verplichting voor het ministerie als subsidieverstrekker, zo liet het CBb weten, om de vergeven gelden terug te vorderen.
CBb niet van mening dat FresQ kans niet kreeg op herstel
De door FresQ aangevoerde bezwaren werden stuk voor stuk ontkracht door het CBb. Zo liet het College onder meer weten dat “enkel het gebruikmaken van Europese subsidiegelden voor, als in beginsel subsidiabel aangemerkte, acties is niet langer mogelijk. Dat de intrekking van de erkenning het functioneren als producentenorganisatie als zodanig blokkeerde, is derhalve onjuist.”
Ook de stelling van FresQ dat verweerder de verplichting tot terugbetaling slechts voor een deel van de uitbetaalde steun had mogen opleggen, faalde volgens het CBb. “Het met terugwerkende kracht intrekken van de erkenning van FresQ als producentenorganisatie heeft immers tot gevolg dat FresQ in het geheel geen recht meer had op steun en deze steun dus onverschuldigd betaald is.”
Het ziet er nu dus naar uit dat de curatoren aan de slag kunnen om de genoemde subsidiebedragen, een kleine 43 miljoen euro, alsnog terug te laten betalen.
Bekijk hier de uitspraak 13 februari 2018 die op 14 maart 2019 pas openbaar werd én zie hier ook het openbaar faillissementsverslag in dat op 26 februari 2019 werd geüpdatet.